De Laatste Motorkilometers
Door: Jamie de Graaff
Blijf op de hoogte en volg Jamie
22 Juni 2013 | Maleisië, Sandakan
Gedurende zo'n reis krijg je veel tijd om na te denken, vooral tijdens de lange uren op de motor. "Wat wil ik doen als ik in Nederland ben?", "Wil ik misschien nog een keer reizen?", "Waar liggen m'n prioriteiten?", "Wie wil ik vaker gaan zien? En, niet geheel onbelangrijk, "wat wordt er van me verwacht?".
Vaak moet ik tot de conclusie komen dat er ontzettend veel mogelijk is; er zijn zo veel uitdagende alternatieven om uit te kiezen. Lastiger is het onderscheid tussen wat ik echt wil de komende jaren, en wat je eigenlijk hoort te doen. Misschien wil ik nog wel een keer een jaar of 2 weg, piloot worden en parachutisten omhoog vliegen, of groepen mensen leren duiken ergens op een mooi eiland. Aan de andere kant dien je ook gewoon verder te studeren en op een redelijk normale leeftijd een baan te zoeken. En ook daar kijk ik naar uit. Voorlopig weet ik in ieder geval dat ik zin heb in aankomend jaar, want er staat veel moois op de planning!
We zijn weer terug op het vasteland van Thailand, na een heerlijk weekje te hebben gehad op Ko Tao. De nachtboot kwam weer onredelijk vroeg aan in Surat Thani (05:30), dus nog in de duisternis stonden we op de kade. Ook lopen we daar Emily tegen het lijf, een meisje dat we kennen uit noord-Laos. Heel bizar hoe je (vaak ongepland) tegen mensen blijft aanlopen die je soms maanden geleden voor het laatst hebt gezien. En het lijkt altijd alsof je ze gisteren nog gesproken hebt. Ik verwacht dat dit net zo gaat zijn met alle mensen in Nederland, wanneer we over 2 weken weer terug zijn. Althans ik hoop het!
Wellicht herinneren jullie je nog dat ik in mijn vorige update vertelde dat we erachter gekomen waren dat we te laat waren met het re-exporteren van onze motor. We waren nog steeds niks wijzer of dit echt een probleem zou vormen, en of we - in het slechtste geval - de boete van 1.500 euro zouden moeten betalen. Het enige wat ik op internet kon ontdekken, is dat je in dergelijke gevallen naar een "Customs House" moet. En laat er nou net een zijn in Surat Thani, waar we net aangekomen waren. Die dingen zijn alleen nog niet open om 05:30 in de ochtend, dus we doodden onze tijd met schrijven en muziek luisteren. Als het eenmaal 8 uur is, gaan we naar binnen en we worden zoals gebruikelijk met grote ogen aangestaard. Dat is iets wat ik eigenlijk al bijna niet meer opmerk, starende mensen. Het zijn er inmiddels al zo veel geweest. Soms omdat we op een motor rijden, soms omdat ik een oranje colbert draag, soms omdat we de enige blanken zijn, soms omdat we allebei behoorlijk lang zijn. En vaak allemaal tegelijk.
We krijgen ter plekke te horen dat we moeten wachten tot de "officer" aanwezig is, en dat kan nog wel een half uurtje duren. In de tussentijd worden we verwend met koffie (niet te zuipen, maar toch) en water, hopend dat we de importvergunning kunnen verlengen. Op een gegeven moment leek iedere medewerker van het kantoor er mee bezig te zijn, en het zag er naar uit dat het goed ging komen. We moesten een boete betalen van ongeveer 25 euro voor het overschrijden van de deadline, een bedrag dat we met liefde betaalden. We konden weer verder!
De bestemming voor vandaag was de stad Hat Yai, gelegen in een provincie waar een negatief reisadvies voor geldt. Er zijn namelijk regelmatig ongeregeldheden in deze streek, voornamelijk vanwege spanningen tussen de overwegend islamitische inwoners in het zuiden van Thailand, en de boeddhistische overheid. Deze spanningen uiten zich over het algemeen in bomaanslagen, simpel maar effectief. Zo was er in Hat Yai (gezien als de veiligste stad in het zuiden) ruim een jaar geleden nog een bomaanslag in een hotel, nog geen 300 meter van waar wij sliepen. We hoopten maar dat ze zich nu even koest zouden houden...
Maar voordat we Hat Yai bereikten moesten we nog een paar keer gedwongen stoppen langs de kant van de weg, omdat de regen met bakken tegelijk uit de hemel kwam vallen. De laatste keer dat dit gebeurde kreeg ik het nog voor elkaar om mijn motor om te laten vallen, waardoor de hendel van de versnellingskabel afbrak. Hierdoor moest ik de laatste 10 kilometer naar Hat Yai gesleept worden, terwijl ik onder kwam te zitten met spatwater van Joran's achterwiel. Maar we kwamen er. In het hostel kwam ik erachter dat er nog meer pech op me stond te wachten, want ik bleek te laat te zijn met mijn aanmelding voor de VU, mijn ipod deed het niet meer door de regen, en mijn net vernieuwde importvergunning was doorweekt. Gelukkig besefte ik me al snel dat alles relatief eenvoudig opgelost zou kunnen worden, dus ik zette het van me af.
Er was trouwens totaal niks te merken van enige politieke onrust in Hat Yai. Op zijn minst had ik een of meerdere politiecontroles langs de snelweg of in de stad verwacht, maar als ik het niet had geweten dan had ik totaal niks doorgehad.
De volgende ochtend werd er weer een wekkertje gezet, want mijn motor moest gerepareerd worden. Voor de laatste keer ontbeten we in Thailand, passend met een fried rice. Hoe vaak ik dat nu wel niet gegeten heb, zou ik absoluut niet kunnen vertellen. Maar het blijft heerlijk. Mijn gesneuvelde motor werd gefixt, en rond een uur of 12:00 konden we weer de weg op. De laatste 50 kilometer tot de Maleisische grens werden vlot afgelegd, en het was na ruim 6 weken tijd om Thailand (zij het voor mij voor de tweede keer) te verlaten.
De exit-post van Thailand was een chaos. Via de motor-rijbaan reden we zo langs de controleposten, en pas daarna kwamen we erachter dat we nog een stempel nodig hadden. Teruglopen dan maar, en de nodige stempels werden gezet, ook voor de motoren.
In Maleisië werden we zonder problemen ingestempeld, en het leek erop alsof we zo door konden rijden. Helaas werden we op het laatste moment staande gehouden door iemand die ons wist te vertellen dat we allerlei documenten niet hadden, en dat we dus het land niet in mochten. Na wat rondgevraagd te hebben werden we verwezen naar de Traffic Department, die op hun beurt ook geen idee hadden wat ze met ons aanmoesten. Uiteindelijk werden we gevraagd een verzekering te kopen, en kregen we een vergunning voor 1 maand. Prima, meer dan genoeg. Het begon er toch echt op te lijken dat we het zouden gaan redden tot Kuala Lumpur!
Uiteindelijk maar goed ook dat we al het papierwerk in orde hadden gemaakt, want nog geen 100 kilometer verder werden we staande gehouden in een politiefuik. Alles was gelukkig in orde, en de leidinggevende agent bleek een prima vent te zijn. Even gekletst, en we mochten weer verder.
Het werd meteen duidelijk dat Maleisië weer een stuk welvarender is dan het merendeel van Thailand. Het leek eigenlijk een beetje op Nederland, maar dan is het gras vervangen door rijstvelden. Ook bleek iedereen heel vriendelijk en geïnteresseerd te zijn, en spreken ze goed Engels. We komen duidelijk weer in de buurt van Singapore, en ook dit land was een Engelse kolonie. Het leeuwendeel van de bevolking is hier moslim, dus ook zien we opeens overal hoofddoeken op straat, en varken is nergens meer te krijgen. Heel gaaf om de afgelopen 8 maanden zo al die culturen te zien mengen en in elkaar over te zien lopen. Over het algemeen gaat dat ook heel geleidelijk en gemoedelijk, niet zoals in Hat Yai en omstreken.
We eindigden deze etappe in Georgetown, op het eiland Penang. Dit is de oudste koloniale stad van Maleisië, bereikbaar via een gigantische 13,5 kilometer lange brug.
Omdat we nog wat van deze stad willen zien voordat we verder rijden, besluiten we de volgende ochtend vroeg op te staan. We veranderen weer terug in de typische toeristen; we deden zelfs de voorgestelde wandelroute van de Lonely Planet... Nu de laatste maand is ingegaan willen we duidelijk weer zo veel mogelijk zien. Maar behalve wat koloniale gebouwen en lekker eten, was er weinig te doen in het oude centrum. Zodoende konden we dan ook aan het begin van de middag - na het vervangen van olie, ketting aanspannen en banden oppompen - beginnen aan de een na laatste tour-dag.
Terug over de lange brug, waar we op een haar na werden geraakt door een metalen staaf die van een vrachtwagen af viel. Als die een van ons had geraakt, had het nog heel vervelend af kunnen lopen... Gelukkig verliep de rest van de reis soepel, en 250 kilometer later zaten we in de zogenoemde "Cameron Highlands". Na de snelweg te zijn afgedraaid moesten we nog 80 kilometer klimmen, totdat we uiteindelijk op zo'n 1500 meter hoogte zaten. En het was er koud. Zo koud, dat we 's avonds genoodzaakt waren om een trui aan te doen, het enige kledingstuk dat als sinds januari diep verstopt zat in mijn backpack. Hij rook dan ook niet heel lekker toen ik 'm aantrok. Uiteindelijk bleek het toch nog 22 graden te zijn (15 graden minder dan dat we gewend zijn), dus dat gaat nog flink wennen worden voor ons in Nederland.
De volgende dag begonnen we aan onze laatste lange rit, ruim 200 kilometer naar Kuala Lumpur, de hoofdstad van Maleisië. En het was een waardige tour, dwars door de bergen, over mooie bochtige wegen. We genoten onderweg van de omgeving, pakten nog een paar lekkere bochten mee, en maakten de verplichte foto's van alle theeplantages. Een erfenis van de Britse koloniale macht.
De rit verliep soepel, totdat we KL zelf inreden. Toen veranderde het wegennet in een groot doolhof van snelwegen, flyovers en rotondes, die je onmogelijk kan navigeren tenzij je de weg weet. Tot 4 keer toe reden we verkeerd, dus uiteindelijk stopten we maar bij iedere splitsing om op de kaart te kunnen kijken.
Tegen het eind van de middag vonden we ons hostel, het Reggae Mansion. Een oude bekende van mij, want vorig jaar gedurende de Graduates Business Trip was dit een van onze favoriete plekken om wat te drinken. Het voelde goed om weer terug te zijn in KL. We hebben het gered! 10.000 kilometer sinds we in januari begonnen zijn in Hanoi, bijna niet te bevatten...
De volgende dag was het dan echt zo ver, het werd tijd om afscheid te nemen. In Hat Yai hoorden we van een motorliefhebber dat er precies dit weekend een motorfestival zou zijn in Kuala Lumpur, dus deze mogelijkheid grepen we graag aan om een koper te zoeken. Maar niet voordat we een laatste foto hebben genomen van ons samen, voor de iconische Petronas Twin-Towers, het toonbeeld van de KL skyline. Toen we daar zo voor stonden, beseften we weer even hoe episch de afgelopen maanden op de motor geweest waren.
Na afloop reden we naar dit festival, "Art of Speed" genaamd. Daar aangekomen worden we zo met onze motoren het festivalterrein op gedirigeerd, ze denken kennelijk dat we show-motoren hebben! Ze zijn inderdaad ook wel uniek in Maleisië. Super mooi, en even later staan onze verweerde barrels tussen de glimmende Harley's, lekker in het zicht.
We hangen onze advertenties op, en krijgen al snel de nodige aandacht. Maar als mensen erachter komen dat we geen Maleisisch kenteken hebben, haken ze al snel af. Het blijkt 2.000 euro te kosten om dat aan te vragen hier. En dat zijn onze motoren bij lange na niet waard, shit. Uiteindelijk vinden we toch iemand, die ze wel wil kopen voor in zijn repairshop. Zou zouden dus alleen gebruikt worden voor de reserveonderdelen. Eigenlijk vind ik dat wel een mooie gedachte, dan zijn wij de laatsten geweest die er echt op getourd hebben.
Hij wil ze overnemen voor 125 euro in totaal. Een stuk minder dan dat we gehoopt hadden, maar we hebben een slechte onderhandelingspositie, aangezien we over 2 dagen weg moeten. Met een raar gevoel neem ik afscheid, het is het einde van een machtig hoofdstuk van deze reis.
We lopen nog even rond over het festivalterrein, en keren dan terug naar het centrum, met het OV. Ook wel eens leuk; je ziet tenminste wat van de stad, in plaats van dat je altijd op de weg moet letten. En nu dit allemaal geregeld was, konden we deze avond met een gerust hard het nachtleven van KL gaan ontdekken.
Onze tweede dag in KL besteedden we voornamelijk aan bloggen, dat moest hoognodig weer eens gebeuren. In de middag liep ik nog een rondje door Little India, bezocht het hotel waar ik vorig jaar verbleef, en ging even zitten voor een kopje koffie en rare viskoekjes in een drukke foodcourt. Ik besefte me dat ik vorig jaar eigenlijk bizar weinig van de stad wist, ik had totaal geen oriëntatie. Dat krijg je als je iemand anders volgt die alles georganiseerd heeft.
Deze avond eindigen we op de rooftopbar van het Reggae Mansion, en daar zag ik ook weer een bekende van vorig jaar: de DJ/bartender. Hij herkende me nog, dus ik kreeg een gratis drankje van hem. En later nog een, omdat ik de langste in de bar was. Geen verrassing natuurlijk, maar wel makkelijk gescoord. We leren 2 goeie Australische gasten kennen, en ik ontmoet een schijnbaar bekende Engelse netball-speelster die wonderbaarlijk genoeg even lang is als ik. Al met al een prima avond!
Onze laatste dag in KL hebben we, nadat ik nog een stuk van Chinatown en de nightmarket had verkend, de Petronas Twin Towers en het bijbehorende winkelcentrum KLCC bezocht. Een bezoek aan deze hoofdstad is toch niet echt compleet als je daar niet geweest bent; het foto moment met onze motoren telt eigenlijk niet mee. We eindigden deze avond in de Skybar van het Traders Hotel, wederom een oude bekende van vorig jaar en een mooie afsluiter van ons verblijf hier.
De volgende ochtend moesten we er belachelijk vroeg uit, dat krijg je als je de goedkoopste vlucht wilt nemen. Om 05:30 stonden we op het busstation, een uurtje later zaten we van ons ontbijt te genieten op het vliegveld. We gingen op weg naar het op 2 na grootste eiland ter wereld: Borneo! In mijn hoofd een ondoordringbare woestenij van dichte bossen, grote apen en primitieve jungle-stammen. Maar het feit dat er alleen al naar Kuching (onze stad van bestemming) 24 vluchten per dag gaan vanaf KL, deed me hieraan twijfelen.
Vooralsnog stonden we na 1,5 uur vliegen in de terminal van een verrassend moderne internationale luchthaven, en mijn beeld van het ongerepte Borneo begon te verdwijnen als sneeuw voor de zon.
Kuching is een stad in het westen van Borneo, met een bescheiden inwonersaantal van een paar honderdduizend. Voor de duidelijkheid: we zitten nog steeds in Maleisië. Borneo bestaat uit een noordelijke Maleisisch en een zuidelijk Indonesisch deel, met ergens in het noorden nog het kleine oliestaatje Brunei, waar ik straks nog op terug zal komen. Vooralsnog zaten wij dus nog gewoon in Maleisië.
De eerste dag hier gebruiken we om de stad te verkennen, een activiteit waar wij altijd sneller dan verwacht klaar mee zijn. Na talloze steden gezien te hebben, doen wij er zelden meer dan 2 à 3 uur over om (de highlights van) een stad gecheckt te hebben. Zo dus ook nu. Een frappant detail van deze stad is dat er overal beelden en andere vormen van eerbetoon voor katten te vinden zijn. Kuching betekent namelijk "kat" in het Maleisisch. Aangezien ik allergisch ben en ik katten überhaupt pestbeesten vind, begint deze stad met een puntenachterstand.
Uiteindelijk blijkt het echter een prima, zei het ietwat slaperig stadje te zijn, waar ontzettend aardige mensen wonen. De komende weken zullen we nog leren dat Borneo voor ons de vriendelijkste mensen huisvest tot nu toe, bijna onwerkelijk aardig. Als iemand je op straat zomaar aanspreekt, kan je er in veel landen vanuit gaan dat ze iets van je willen, maar hier blijkt dat eigenlijk nooit zo te zijn. En in het uitzonderlijke geval dat iemand je wel wat wilt verkopen, zijn ze nog steeds net zo vriendelijk als je ervoor bedankt.
Nog een verschil met de rest van Azië tot nu toe, is het feit dat je een flink aantal dingen op Borneo (ver) vooruit dient te boeken. Specifiek heb ik het dan over het beklimmen van Borneo's hoogste berg - mt. Kinabalu - en duiken in Sipadan. Beide probeerden we dus te regelen vanuit Kuching, en ik was verbaasd over hoe vol alles al zat. Met veel pijn en moeite konden we nog 1 dag duiken in Sipadan (in het zuid-oosten van Maleisisch Borneo), ruim 2 weken vanaf nu. Dit plannen zijn we totaal niet gewend, zeker door het hebben van de motor, en zo worden er dus een aantal gefrustreerde uurtjes doorgebracht achter de computer in ons hostel.
Als alles eenmaal is geboekt, ervaren we een raar gevoel. De laatste paar weken van onze reis liggen nagenoeg vast. We weten waar we wanneer zullen zijn, en ook de terugvlucht naar KL is geboekt. Waar je in 9 maanden nagenoeg geen last hebt van tijdsdruk, merken we dat we de laatste 3 weken weer aardig strak plannen, om toch nog zoveel mogelijk te kunnen zien van dit grote eiland.
Onze tweede dag op Borneo bezochten we een National Park op rij-afstand van Kuching. Dit park, Bako, was al iets meer hoe ik me Borneo had voorgesteld. We liepen inderdaad tussen hoge bomen, het was er benauwd en je hoorde veel dierengeluiden. Alleen zag ik nog geen Orang-Oetangs door de bomen zwaaien.
We liepen veel, en zagen dit als een warming-up voor onze beklimming van Mt. Kinabalu, over ongeveer een week. Joran's shirt was zo doorweekt van het zweet dat hij het letterlijk uit kon knijpen, met als resultaat een onvervalste straal zweet op de vloer van het hutje waarin we schuilden voor de opeens losgebarsten regen. Terug bij het park HQ dronken we wat, en we vonden oer-Hollandse Oranjeboom pils. Dat weet ik zelfs in andermans nergens te vinden...
Nog dezelfde avond namen we een bus naar Miri, een stad 15 uur rijden verderop. Sinds China hebben we niet meer zo lang in een bus gezeten, en het slapen gaat dan ook moeizaam.
Miri bleek verder een zielloos oord te zijn, waar echt helemaal niks te doen was. Het leek erop alsof deze stad een jaar of 60 geleden is gebouwd, maar er daarna niks meer mee gedaan is. Niemand lijkt ook iets te doen te hebben, en de meeste mensen zitten maar een beetje op terrasjes voor zich uit te staren. Dat doen wij dus ook maar, en nestelen ons ergens met een paar biertjes. Dat is in Maleisië trouwens soms nog wel even zoeken, aangezien het een overwegend moslim-land is.
Maar de volgende dag vertrekken we naar een nog veel conservatiever Moslim land: Brunei. Ik denk niet dat ik voor deze reis Brunei had kunnen aanwijzen op de kaart, maar we besloten het toch maar een bezoekje te brengen. Kunnen we weer een land toevoegen aan onze lijst. Aangezien de verkoop van alcohol in dit land al sinds 1991 verboden is, kochten we in Miri nog maar een paar biertjes en een fles whiskey, zodat we toch nog iets hadden voor op onze hotelkamer.
Met een klein minibusje worden we in no-time naar Brunei gereden, en ik ben heel benieuwd. Ik verwacht iets anders dan de bekendere oliestaatjes zoals Dubai of Qatar, maar eigenlijk heb ik geen flauw benul.
Het blijkt weinig te verschillen van de rest van Borneo tot nu toe, totdat we bij ons hotel aankomen. Een hotel met een hoofdletter H, want deze ochtend had ik nog snel een nachtje geboekt in "The Empire Hotel & Country Club". En het maakte zijn naam waar. Een absoluut gigantisch complex waar vanbinnen alles wit, goud of marmer is; de luxe spat overal vanaf. Gebouwd door de extravagante zoon van de huidige Sultan, die dit complex had laten bouwen voor gasten van de koninklijke familie. En wij verblijven er. Het hotel - dat 1.9 miljard dollar kostte om gebouwd te worden - kent 518 kamers, dus net iets te veel van het goede voor gasten van de Sultan. Tegenwoordig proberen ze iets van het verloren geld terug te verdienen door er een superluxe hotel van te maken, bedankt jongen!
Bij aankomst wordt onze bagage meteen van ons overgenomen, daar hoeven we ons geen zorgen om te maken. De hal met de receptie is gigantisch, en de deuren worden door 2 mannetjes voor ons opengehouden, terwijl we onder de kroonluchter doorstappen. Ik besef me even dat ik hier totaal niet op gekleed ben, maar vooral ben ik overweldigd door alles wat er te zien is.
Onze superior kamer mocht er ook wezen, met een oppervlakte van niet minder dan 60m2. Twee giga bedden, een balkon en een badkamer die van vloer tot plafond bedenkt was met Italiaans marmer. We voelden ons Sultans, zeker na al die maanden geslapen te hebben in accommodatie aan de andere kant van het prijzenspectrum. We genoten er daarom ook des te meer van.
Na een rondje gelopen te hebben over het complex en een bezoekje gebracht te hebben aan de country club, nestelen we ons voor se rest van de dag en avond in onze kamer. We willen hiervan natuurlijk optimaal kunnen genieten. De biertjes werden opengetrokken, we keken de nodige films op onze breedbeeld TV, en ik nam nog een lekker lang bad. Je beseft je helemaal niet dat je zoiets mist tijdens het backpacken, maar nu merkten we dat we dit misschien toch wel een beetje nodig hebben gehad.
Onze tweede dag in Brunei zetten we toch maar een wekker, want ik wilde nog kunnen profiteren van de infinity-pool en de jacuzzi van dit hotel. Een lekker ontbijtje later lagen we dan ook te genieten in onze bedjes, voordat het helaas toch tijd werd om uit te checken.
Met een bus rijden we naar de hoofdstad, Bandar Seri Begawan. Wellicht een van de moeilijkst te onthouden hoofdsteden ter wereld. We nestelen ons in een zelfs voor ons doen schraal hostel, wat weer even slikken is na 24 uur genieten. De stad wordt weer in een paar uur bekeken, en we bezoeken een moskee (waar we helaas niet in mogen op dit moment), een dorp gebouwd op palen in het water, en een museum waarin alle kado's voor de sultan opgesteld liggen. Dat doet me weer een beetje denken aan eenzelfde museum in Noord-Korea, dat ook speciaal opgericht was om alle giften aan de Kim-familie tentoon te stellen. In de avond blijkt alles hier uitgestorven te zijn (en er is nergens alcohol te krijgen), dus we besluiten vroeg af te taaien. We realiseren ons ook dat onze maatschappij voor een angstaanjagend groot deel gebaseerd is op alcohol, iets waar wij ook gewoon aan bijdragen. Als er dan een avond opeens niks te drinken is, weet je opeens niet meer wat je met jezelf aan moet... Ach, ook wel weer eens gezond!
We kunnen terug kijken op 2 mooie en verfrissende dagen in dit kleine landje, maar we willen weer door. Met nog 2 weken te gaan hebben we nog ambitieuze plannen. Hierover zullen jullie lezen in mijn allerlaatste blog, die hopelijk vanaf het vliegveld gepost zal worden!
-
22 Juni 2013 - 18:26
Cor En Ada :
Weer een leuke blog. Daar gaat nog heel wat tijd inzitten.Niet voor te stellen, dat jullie over 9 dagen weer op Schiphol staan.In ieder geval worden jullie met open armen ontvangen.Groetjes O & O -
23 Juni 2013 - 13:14
Jan Verhoeven:
Als je weer terug bent in Nederland moet je maar snel weer een nieuw avontuur verzinnen. Hoeven wij die mooie verhalen van je tenminste niet te missen! -
23 Juni 2013 - 13:51
Mama:
What a good place to bid farewell to your trusted motorbikes - at a festival named the "Art of Speed"!! Not long now until you return, so enjoy the remaining days of your epic adventure. Following your travels over the last eight months has been amazing.... thanks for the great blogs, and well done!
Mama xx -
24 Juni 2013 - 16:51
Pim:
Legendary ! -
24 Juni 2013 - 17:19
Niek Michel (pa Van Maui):
Wat een avonturen weer, ik sluit me bij de 2e reageerder aan..! Geen traantje gelaten bij het afscheid van de motoren....?
Wat betreft de alcohol, je kan ook niet ff een flesje gaan halen in de avondwinkel, jammer, maar idd gezond (zegt een liefhebber...)
Groet weer, Niek
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley